Breda in zwart/wit door Jeroen Jongeneelen

Vijf jaar fotografeerde Jeroen Jongeneelen het erfgoed van Breda. Op geheel eigen wijze legt hij de stad voor aan de kijker. Van de monumenten uit de late Middeleeuwen t/m de monumentjes in wording. Het geeft een prachtig tijdsbeeld hoe een stad zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld.

Haven van Breda
Het is 1397. Breda is inmiddels uitgegroeid tot een middeleeuwse ommuurde stad met veel bedrijvigheid op en rondom de rivier de Mark. Op de hoek van de huidige Kraanstraat en de Vismarktstraat wordt de eerste havenkraan gebouwd. Van een echte haven is dan nog geen sprake. Aanmeren kan alleen bij de kraan zelf. De rest van de Mark wordt afgeschermd door de stadsmuur.

Met de behoefte om de stad verder uit te breiden begint men in 1531 met de sloop van de stadsmuur. Hiermee komt niet alleen ruimte vrij om nieuwe straten aan te leggen, ook de haven kan nu worden uitgebreid. Tussen 1552 en 1563 wordt de Nieuwe Kade aangelegd aan de oostzijde van de Mark. In 1610 volgt het Spanjaardsgat. Na een zeer rumoerige tijd met de Spanjaarden legt prins Filips Willem van Oranje in 1613 de eerste steen voor de bouw van een nieuwe kade op de westelijke oever. Deze nieuwe kade, Prinsenkade genaamd, is samen met het Spanjaardsgat naar hem vernoemd. In 1617 wordt de nu nog zichtbare zwaaikom bij het Spanjaardsgat uitgegraven. Wat eerst Nieuwe Kade heette wordt vanaf dan bijna logischerwijs Oude Kade genoemd. Tot 1864 heeft er een kraan aan de haven gestaan.

De rivier de Mark en daarmee ook de haven had een open verbinding met zee tot 1827. Het verschil tussen eb en vloed bedroeg bij Breda nog zo’n 60 cm.

Nadat tussen 1937 en 1941 de Mark binnen de singels wordt gedempt heeft de haven geen doorstroming meer en wordt het een bron van stankoverlast. Geheel in de denkwijze van de jaren zestig besluit men de haven te dempen om er plaats te maken voor de allereerste ondergrondse parkeergarage van Nederland. Niet iedereen was even blij met deze beslissing en al snel klonken er signalen om de haven nieuw leven in te blazen. Toch duurde het nog even voor het stadsbestuur besloot de haven weer uit te graven. Uiteindelijk wordt hiermee gestart in 2004 waarna in 2007 de nieuwe haven weer open gaat.



No 7 Sint Joost kapel
Rond het jaar 1300 laat toenmalig heer van Breda, Raso XI van Gaveren, een kapel oprichten voor pestlijders. De kapel, die als vanzelfsprekend buiten de stadsmuren wordt gebouwd, is vernoemd naar de pestheilige Sint Joost. In 1435 maakt de houten kapel plaats voor een kapel van steen.

Wanneer in 1590 Prins Maurits Breda herovert op de Spanjaarden komt de kapel in Staatse handen. In deze protestantse periode wordt de kapel aan de eredienst onttrokken om achtereenvolgens dienst te doen als turf- en hooischuur, soldatenbarak, schermschool, paardenstal en woning. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog staat de gemeente haar eigendom af aan bisschop Mgr. Hopmans. Hij had namelijk tijdens de oorlog aan de Heilige Maagd Maria beloofd om voor haar een kapel te stichten wanneer de stad zwaar oorlogsgeweld bespaard zou blijven. En zo geschiedde. Architect Frans Mol krijgt de opdracht de kapel te restaureren. Door deze restauratie wordt de kapel echter wel de helft kleiner. Anderhalf jaar later kan Mgr. Hopmans het voormalige gebedshuis inwijden tot Mariakapel.


68 penitentiaire inrichting De Boschpoort [1886]
Penitentiaire inrichting De Boschpoort, in de volksmond 'De Koepel' genoemd, is één van de drie koepelgevangenissen in Nederland. De gevangenis is ontworpen naar het panopticumprincipe dat in 1791 werd bedacht door de Engelse filosoof Bentham. Zijn idee was dat gevangenen hun gedrag zouden aanpassen wanneer ze ten allen tijden gezien konden worden. In het midden van een ronde gevangenis werd een observatiepost geplaatst die elke cel, destijds voorzien van traliedeuren, overzag.

Op 2e kerstdag 1952 is De Koepel even wereldnieuws wanneer zeven Nederlandse oorlogsmisdadigers ontsnappen en vluchten naar Duitsland. Aldaar melden zij zich direct bij de politie. Van het Duitse kantongerecht krijgt ieder slechts een boete van DM 10,- opgelegd wegens illegale grensoverschrijding. Met het in dienst treden tijdens de oorlog hadden zij namenlijk allen de Duitse nationaliteit gekregen en Duitsland levert geen staatburgers uit. 

De meest beroemde gedetineerden uit de geschiedenis van De Koepel zijn een viertal andere oorlogsmisdadigers. Kotälla, Aus der Fünten, Fischer en Lages; ook wel de Vier van Breda. De doodzieke Lages wordt in 1966 vrijgelaten om in zijn vaderland te sterven. Echter na twee operaties leeft hij nog vijf jaar. Van de overgebleven Drie van Breda sterft Kotälla als enige in gevangenschap in 1979. Aus der Fünten en Fischer overlijden kort na hun vrijlating in 1989. 

In 2010 komt De Boschpoort weer in het nieuws nadat het een vrouwelijke gevangene is gelukt om met een lepel en een verfschraper een tunnel te graven en daardoor te ontsnappen. Zes weken lang wist zij de politie te ontlopen, waarna zij opnieuw werd gepakt om haar resterende straf uit te zitten.

 


De Plaetse [1246- 1252]
In de beginjaren van Breda lag het centrum van het middeleeuwse stadje bij het Castellum van Breda (1198) aan de Mark. Het gevoel van veiligheid dat het kasteel bood naast de gunstige aan- en afvoerroute van goederen, maakte van wat wij nu de Vismarkt noemen, de aangewezen plaats voor kooplieden om hun waar aan te bieden.

Hendrik IV van Breda-Schoten, heer van Breda, was er alles aan gelegen om zijn stad te laten groeien. De toename van de bevolking bracht meer handel en daarmee meer tolheffing met zich mee. Om deze groei te bewerkstelligen gaf hij in zes jaar tijd (1246-1252) maar liefst 122 percelen uit tegen een jaarlijks terugkerende belasting, ook wel herencijns genoemd. Dit betekende een groei van de stad van meer dan 60%. 22 Van deze percelen werden uitgegeven op een voor die tijd minder aantrekkelijke plaats, namelijk net buiten het centrum. Dit betrof een zandheuvel die zes meter boven de directe omgeving uitstak. Deze heuvel genaamd ‘het Sandt’, die voor boeren niet interessant was, lag tussen de doorgaande wegen en bood, met de inmiddels overvolle Vismarkt, een uitstekende plaats voor nieuwe marktruimte. Naast de 22 percelen kregen bewoners aan de Karrestraat en Torenstraat de mogelijkheid hun perceel uit te breiden richting een nieuwe rooilijn om zo, aan wat inmiddels 'De Plaetse’ werd genoemd, te kunnen bouwen. Huiseigenaren konden zo hun oude voorgevel als het ware omkeren. Er is vastgesteld dat dit in deze periode aan beide zijden van de markt gebeurde en zo ontstonden er langzaam twee pleinen: de Plaetse en de veel smallere Coerenmerct.

In een verordening uit 1321 verleent Gerard van Rasseghem, heer van Breda, toestemming om de weekmarkt vanaf dan te houden op dinsdag. Dit is tot op de dag van vandaag zo gebleven.

In 1512 laat graaf Hendrik III de ingang van zijn burcht verplaatsen van de Schoolstraat naar ‘De Plaetse voir de borcht’ (No 3), het huidige Kasteelplein. Om verwarring te voorkomen duiden de stadsklerken vanaf dan De Plaetse steevast aan als De Merct.

De grote stadsbrand van 1534 verwoest nagenoeg de hele stad. Van de 56 huizen aan de Merct en Coerenmerct blijven er slechts zeven staan. De rij huizen aan de oostelijke zijde van de Coerenmerct wordt niet herbouwd. De Coerenmerct wordt daarmee tien meter verbreed en verenigd met de Merct waarna het Grote Markt wordt genoemd.

Behalve als markt deed het plein vroeger ook dienst als executieplaats. Naast wreking van de misdaad was de straf ook een afschrikmiddel voor anderen. De wreedheden bij het ten uitvoer brengen van de straf waren ongekend en de meest geschikte plaats in Breda om dit ten toon te spreiden was voor het

stadhuis (No 22). Alleen al in de 17e en 18e eeuw werden er hier 91 mensen gedood door onthoofding, verwurging, ophanging en radbraking. Daarnaast waren er ook nog de onterende straffen waarbij men bijvoorbeeld een uur aan de schandpaal voor het stadhuis ten toon gesteld werd. Iets wat in 1854 bij wet verboden werd.

Door de eeuwen heen veranderde er veel op de Grote Markt. Na de brand van 1534 duurde het tot 1548 eer alles rond de Grote Markt weer was opgebouwd. In de mode van de 19e eeuw verdwenen veel gevels achter een dikke pleisterlaag. De enorme Lindeboom moest het veld ruimen voor de Wilhelminafontein

(No 75), die al weer na elf jaar verdween. Later stond er een muziekkiosk en mochten er een tijd lang auto’s parkeren. Een aantal zaken overleefden wel de tand des tijds; de al eerder genoemde weekmarkt op dinsdag, de Grote Kerk (No4) en het Stadhuis (No 22).